Das  ( Meles meles )

 

De Europese das behoort tot de familie van de marterachtigen.

 Hij verblijft overdag in een netwerk van ondergrondse tunnels, dat een burcht wordt genoemd.

De das is een nachtdier en schuifelt met zijn neus aan de grond in zijn territorium rond.

Hier gaat hij op zoek naar langzaam bewegende prooien en plantaardig voedsel. 

 

De dekharen op de rug zijn wit aan de basis, gevolgd door een zwarte band en wit aan de punt.

De bovenzijde van het dier lijkt daarmee grijs van kleur.

De onderzijde en poten zijn zwart met op de buik vaak bruine haren. 

De kop, oorpluimen en de punt van de staart zijn wit.

Op de kop lopen twee brede zwarte strepen, van de snuit via de ogen naar de oren en het achterhoofd.

Het verschil tussen vrouwtjes- en mannetjes dassen is vrijwel niet te zien. 

 

Dassen zijn alleseters.

Ze zijn slechte jagers en eten wat ze direct voor de neus tegenkomen.

Door hun luidruchtige manier van foerageren ontsnapt vrijwel alles wat alert is.

Ze eten daarom voornamelijk regenwormen, die ze 's nachts in weilanden en open gebieden opsporen.

Verder eten ze bosvruchten, gevallen fruit, noten, eikels, knollen, maïs, koren, paddenstoelen, knaagdieren, slakken, kevers, hommel- en wespenbroed, en eieren van grondbroeders zoals eenden of weidevogels.

In bermen, weilanden en graslanden wroet de das naar kevers en insectenlarven, wanneer die gedurende een paar weken in het voor- en najaar onder het gras zitten.

Dassen leven in groepjes die clans genoemd worden.

Een clan telt een zestal dassen, soms meer.

Dassen vlooien elkaar, wat de groepsband versterkt. 

 

De das komt voornamelijk voor in glooiend landschap, bestaande uit loofbossen, afgewisseld met grasvelden.

 In bergen komen ze voor tot de boomgrens.

In Vlaanderen komt de Das voor in Zuid-Limburg.

Een groep dassen noemt men een kolonie.