Wespendief ( Pernis apivorus )

 

Hoewel bijen en wespen en hun larven vreemd voedsel lijken voor een stootvogel, vormen ze toch de hoodmaaltijd van de Wespendief.

Deze vogel vangt ook kleine zoogdieren en reptielen.

Het voedselterritorium voor een paartje Wespendieven beslaat ongeveer 10 km².

Wespendieven vertonen voorkeur voor loofbos, speciaal beukenbos met open plekken.

Bij een volwassen Wespendief is het lichtgele oog verrassend goed te zien.

Buizerds en jonge Wespendieven hebben donkere ogen.

Op elke staartpen vormen banden een opvallend patroon en aan dit kenmerk is de Wespendief met zekerheid te determineren.

Dit uitgezonderd de donkere vorm.

In de vlucht kan men een Wespendief onderscheiden van de Buizerd door deze eerste zijn langere en dunnere staart.

Dit verschil ziet men enkel bij het vliegen en niet bij het zweven.

Dan let men op de kop die bij de Wespendief veel puntiger en smaller is als bij andere roofvogels.

 

Wanneer deze vogels wespen en bijen verorberen , bijten ze eerst de angels af maar hun voorkeur gaat vooral uit naar de larven en poppen van deze insecten.

De vogels graven met hun klauwen de nesten uit en de wespennesten aan gebouwen en dergelijke rukken ze in de vlucht af.

Wespendieven bouwen tamelijk kleine horsten voor vogels van hun formaat en vaak gebruiken ze oude kraaiennesten of die van Buizerds als fundering.

Groene beukentakjes worden rijkelijk verwerkt in de wanden en bekleding van het nest.

Het vrouwtje legt 1 tot 3 eieren  waarop 30 tot 35 dagen word gebroed.

De jongen verlaten het nest na een 40 tal dagen.

De ouders zorgen samen voor het uitbroeden en voeren.

Ze nemen honingraten en wespennesten mee in hun krop en deze worden uitgebraakt in hun nest.

De larven worden uitgezocht door de ouders en vervolgens aan de kuikens gevoederd.

 

De Wespendief is een vrij schaarse broedvogel in Vlaanderen.

Tijdens de trek vormen ze vluchten die uit een aanzienlijk aantal vogels bestaan.

 

Standvogel

Zomergast

Wintergast