Steltkluut ( Himantopus himantopus )

 

Steltkluten zijn sociale vogels die in goede leefgebieden het liefst in kleine groepen optrekken.

Steltkluten zijn bijna kosmopolieten, op elk continent behalve Antarctica komen ondersoorten van de steltkluut voor.

Onmiskenbare vogel met lange rozerode poten, lange, rechte, dunne snavel en een zwart-wit kleed: witte onderdelen, zwarte vleugels en rug, en een zwart-wit geschakeerde kop.

Bij mannetjes gemiddeld meer zwart op de kop, maar de overlap is groot.

Adulte mannetjes hebben een glanzende, gitzwarte mantel, vrouwtjes en jonge vogels enigszins dof bruinzwart.

 

 

Droge voorjaren in Zuid-Europa zorgen waarschijnlijk voor hoge aantallen bij ons.

Begint pas eind mei met broeden, en legt daarbij 3-5 eieren die na 22-25 dagen uitkomen.

Vrijwel direct kunnen de jongen lopen en voor zichzelf zorgen, en als na 28 dagen de jongen kunnen vliegen, zijn ze ook direct zelfstandig.

Ze leven in ondiepe wateren (tot 20 cm.) zonder getij.

Ondiepe zoet-, brak- en zoutwatermoerassen, inundatiegebieden, rijstvelden, viskwekerijen en zoutextractiebekkens zijn typische broedplaatsen.

 

In België en Nederland zijn vooral ondiepe zoetwatermoerassen van belang als broedgebied - de overige habitats zijn bij ons niet of nauwelijks aanwezig.

Ze eten allerlei kleine ongewervelde waterdieren: slakken, waterkevers, larven van vliegende insecten, spinnen wormen, kikkervisjes, kleine visjes en soms ook zaden.

Zoekt vooral voedsel in ondiep water.

Bij ons een trekvogel die uitsluitend van maart/april tot juli/augustus te verwachten is.

De steltkluut overwintert in noordelijk Afrika en soms Zuid-Europa, in toenemend aantal op het Iberisch Schiereiland.

Dag- en nachttrekker, trekt over breed front.