Kluut ( Recurvirostra avosetta )

 

 

Het overwegend witte verenkleed van de kluut toont een scherpe zwarte tekening op de kruin en nek.

Ook de rug en de vleugels bevatten zwarte strepen. 

Juvenielen hebben bruinige tekening op de bovenzijde.

De opvallende omhoog gebogen zwarte snavel en de lange blauwgrijze poten met zwemvliezen maken de steltloper onmiskenbaar.

In vlucht steken de poten voorbij de staart uit.

De lichaamslengte bedraagt 42 tot 45 cm en het gewicht is 225 tot 400 gram.

 

De vogel foerageert lopend in modder en ondiep water met heen en weer zwaaiende bewegingen van de kop.

Het voedsel bestaat uit zoetwaterplankton, zeeduizendpoten, slakken en dergelijke.

De kluut is een goede zwemmer.

Broeden vindt plaats in kolonies, op zanderige vlaktes, moerassige weilanden, opspuitterreinen gelegen nabij zoet-, zout- of brakwater. De vogel is zeer territoriaal ingesteld, agressief tegen indringers en leeft in groepen.

Kluten foerageren in water met een dikke sliblaag, daar maaien ze als het ware, met hun snavel op een kiertje open, doorheen.

Zodra er een zeeduizendpoot of andere verticaal in het slib levend diertje tussen de twee delen van de snavel komt klapt deze dicht. Foerageren neemt het grootste deel van de dag in beslag.

 

Het nest bevindt zich op de grond in een kuiltje, afgezet met schelpen en grasstengels.

Het legsel bestaat uit vier zandkleurige of grijsgroene eieren met donkere vlekken.

De jongen worden bij koude door een van de ouders opgewarmd.

Hierbij gaat de oudervogel door de 'knieën' waarna de jongen onder de vleugels kruipen.

Het lijkt daardoor wel of er een kluut met vele poten staat.

Belangrijke broedgebieden zijn in de eerste plaats het Antwerpse Linkeroevergebied (tot max. 300 paren), de achterhaven van Zeebrugge, het Zwin, de Uitkerkse polder en de kanaalzones van Gent en Wintam.