Klapekster ( Lanius excubitor )

 

 

De klapekster is een vogel van ongeveer 24 cm.

Het verenkleed is een mengsel van grijs, zwart en wit.

De bovenzijde van de kop, de bovenkop en het voorhoofd zijn grijs.

De teugel en de oorstreek zijn zwart.

De klapekster heeft een witte wenkbrauwstreep.

De vleugel is zwart met een enkele of dubbele witte spiegel.

De staart is trapvormig, en zwart met wit.

De onderzijde is wit en de poten zwart.

De vogel heeft een witte schoudervlek. Het ♀ heeft soms een vaak dwarsgestreepte borst.

De haaksnavel is bruin-zwart.

 

In de vlucht is de klapekster een kenmerkend zwart-wit-grijze vogel.

De witte schoudervlek valt op.

Over de gespreide vleugel loopt een smalle witte streep.

De stuit is wit.

De lange staart is zwart-wit.

De vleugels zijn kort.


De vlucht is sterk golvend, met een "zwieper naar (de) uitkijkpost." Men kan de klapekster soms zien "bidden".

De jongen zijn grijsbruin, met dwarsgestreepte onderzijde.

Klapeksters zitten vaak op een uitkijkpost.

De staart is voortdurend in beweging.

Klapeksters zijn meestal solitair. 

In de winter kunnen ze een voedselterritorium bezetten.

Ze zijn agressief.

 

Klapeksters houden zich in de broedtijd graag op in heidevelden met opslag van grove den en berk.

Plaatselijk kan die opslag vrij dicht en hoog zijn, maar open ruimtes ertussen of in de directe omgeving zijn essentieel.

Zowel droge als vochtige heidegebieden worden als biotoop gekozen.

Klapekster kunnen worden aangetroffen langs bosranden, op kaalslagen en op armelijke weidegronden met bosjes van doornstruiken.

 

In België is de klapekster een uiterst zeldzame broedvogel. 

 Het een doortrekker en daarnaast zijn er ook een aantal wintergasten.

Maximale doortrek vindt plaats in oktober.

De winterpopulatie is in de periode december tot en met maart betrekkelijk stabiel.

De aanwezige klapeksters zijn dan honkvast en kunnen vaak jaren achtereen in dezelfde winterterritoria worden aangetroffen.

Een andere benaming voor de klapekster is Blauwe klauwier.