Boomkruiper  ( Certhia brachydactyla )

 

Het vogeltje kan een grootte van twaalf centimeter bereiken en weegt dan ongeveer elf gram.

De naar beneden gekromde, spitse snavel is ongeveer twaalf millimeter lang.

De onderkant van de vogel is wit; de bovenkant heeft de kleur van boombast en het streepje boven zijn ogen is wit.

Het mannetje en het vrouwtje hebben dezelfde kleur.

De relatief lange staart wordt gebruikt om zich af te zetten en om te sturen bij het vliegen.

 

De boomkruiper vind je in bossen, parken, grote tuinen en (oude) boomgaarden.

Voorkeur gaat uit naar oude loofbossen.

Vooral eik is geliefd, omwille van de ruwe stam.

De boomkruiper is best onopvallend.

Door zijn bruinige verenkleed is hij prima gecamoufleerd wanneer hij tegen een boomstam naar omhoog klautert.

Ook de zang en de roep stellen niet veel voor en vergen een getraind oor om het op te pikken.

Voor een beginnend vogelaar is een ontmoeting met een boomkruiper dan ook eerder een toevalstreffer.

 

De boomkruiper maakt een nest meestal achter loshangende stukken boomschors, in spleten of houtstapels.

Soms wordt het nest ook in dichte vegetatie gemaakt.

Ongeveer 20% van de paartjes broedt twee keer per jaar.

Beide broedsels overlappen vaak: het mannetje bouwt een tweede nest waarin het wijfje eieren legt, terwijl de jongen van het eerste nest nog niet zijn uitgevlogen.

Boomkruipers hebben een speciale staart.

De 12 staartveren zijn stug, stijf en gepunt: ideaal als steun bij het klimmen.

Doordat de staartveren almaar over de schors slepen, slijten die snel.

Alle zangvogels ruien eerst de centrale staartveren maar boomkruipers en spechten (die beide de steun van vooral de middelste staartveren nodig hebben bij het klimmen) ruien de centrale staartveren als laatste, nadat alle andere staartveren zijn vervangen.

Boomkruipers slapen achter een loshangend stuk schors of hakken een slaaphol uit in het halfvergane hout van dode bomen of in de zachte, levende schorslaag van coniferen.

Vooral ’s winters slapen ze vaak in groep; door dicht tegen elkaar te gaan aanzitten verliezen ze minder energie.

 

Standvogel