Hazelworm ( Anguis fragili )

 

 

De hazelworm is een pootloze hagedis van maximaal 40 cm lang.

Vaak wordt hij ten onrechte voor een slang aangezien.

Hazelwormen hebben vele rijen zeer kleine buikschubben, zoals alle hagedissen dat hebben.

Bij gevaar kan een hazelworm de staart afwerpen en ze kunnen hun ogen sluiten en slangen niet.

 

Na de winterslaap hebben de mannetjes behoefte aan zonnewarmte om de ontwikkeling van de zaadcellen te voltooien.

Afhankelijk van de temperatuur ontwaken mannetjes in maart uit de winterslaap.

Vrouwtjes en jonge dieren ontwaken in april.

De paarperiode is in mei.

Daarna zijn het de drachtige vrouwtjes die - om de ontwikkeling van de embryo’s te stimuleren - meer tijd spenderen aan het zonnen dan de mannetjes.

Vooral in juli zijn opvallend veel vrouwtjes te zien.

De hazelworm is eierlevendbarend.

De jongen worden doorgaans in augustus of september geboren in een dun eivlies dat binnen enkele seconden of minuten na de geboorte scheurt.

 

Hazelwormen krijgen meestal 6-15 jongen.

De pasgeboren dieren zijn inclusief staart ongeveer 7-10 cm lang en ze zijn meteen zelfstandig.

De meeste dieren nemen na hun derde overwintering voor het eerst deel aan de voortplanting.

In ons land doen de meeste vrouwtjes om het jaar mee aan de voortplanting.

Het jaar na het werpen van de jongen wordt gebruikt om de conditie weer op peil te brengen.

In landen met een warmer klimaat doen vrouwtjes jaarlijks aan de voortplanting mee.

 

Hazelwormen leiden een verborgen leven.

Het grootste deel van de dag leven ze onder de vegetatie en dood hout of ze verblijven in holen in de grond.

De hazelworm heeft een voorkeur voor enigszins vochtige, met dichte vegetatie bedekte gebieden.

De soort komt voor in open bossen, bosranden, heide, houtwallen, struwelen, spoor- en wegbermen, kalkgraslanden, vestingwerken, steenhopen, ruderale plaatsen en tuinen.

De meeste waarnemingen komen uit bos- en heideterreinen.

Ze zijn vaak lastig te vinden omdat ze weinig op open plekken zonnen.

In mei bestaat de grootste kans ze zonnend aan te treffen.

De rest van het jaar verschuilen ze zich vaak onder planten, strooisel of ondergronds.

Speciaal voor het waarnemen van deze soort worden wel kunstmatige schuilplaatsen uitgelegd; plaatjes hout, golfplaat, dakpan of tapijttegel.

 

Hazelwormen vervellen drie tot vier maal per jaar, waarbij de huid van voren naar achteren op kleine hoopjes wordt samengedrukt en dan wordt afgestroopt.

De afgeworpen huid van een hazelworm kan onder andere worden herkend aan de parelmoerglans .

Het voedsel bestaat vooral uit regenwormen en naaktslakken.

Ze zijn aan deze glibberige prooien aangepast door hun schuin naar achteren geplaatste tanden.

Ook geleedpotigen zoals spinnen worden gegeten.

Hazelwormen kunnen een hoge leeftijd bereiken van soms wel tien tot 15 jaar.

Dieren van die leeftijd zijn ruim 40 cm en wegen enkele tientallen grammen.

In gevangenschap zijn zelfs leeftijden van meer dan 30 jaar bekend.