Grote zandloper ( Psammodromus algirus )

 

 

De Algerijnse zandloper of Grote zandloper bereikt een totale lichaamslengte tot ongeveer 25 centimeter.

Twee derde hiervan  bestaat uit de lange staart.

De grootste exemplaren kunnen tot 30 cm lang worden.

Het is hierdoor de grootste soort uit het geslacht Psammodromus.

 De mannetjes worden gemiddeld iets groter dan de vrouwtjes.

 

De hagedis heeft een langwerpig en rolrond lichaam en is te herkennen aan de grote, gekielde schubben die elkaar overlappen. Dergelijke schubben komen ook bij de kielhagedissen uit het geslacht Algyroides voor.

De poten staan bij de zandlopers iets van elkaar af en aan weerszijden van de rug lopen twee lichte strepen.

Ook aan iedere onderzijde van de flank zijn twee lichtere strepen in de lengte aanwezig.

De flanken zijn lichtbruin, en de rug iets donkerder.

De mannetjes hebben vaak donker omzoomde blauwe vlekken boven de voorpoten en krijgen in de paartijd een oranje tot rode keel en kop, en een rij blauwe vlekken in de flanken.

Bij vrouwtjes ontbreken de rode kleuren en zijn de blauwe vlekken valer.

 

De habitat bestaat uit zeer warme en droge gebieden, de hagedis neemt graag eenzonnebad en is eenmaal opgewarmd erg actief.

De habitat bestaat uit zanderige streken als verstuivingen, duinen, droge bosranden en ook zandstranden zijn een geschikte biotoop. De soort komt voor tot een hoogte van 2600 meter boven zeeniveau.

Ook in sterk door de mens aangepaste omgevingen zoals tuinen en parken is de hagedis veelvuldig te vinden.

 

De hagedis jaagt actief op prooien als insecten en andere kleine ongewervelden die al rennend worden gevangen.

De Algerijnse zandloper is bodembewonend en kan razendsnel over zand rennen, maar kan ook snel over hellingen en muren lopen. Als de hagedis in het nauw wordt gebracht, worden fluitende geluiden gemaakt.

Waarschijnlijk dienen deze niet alleen om af te schrikken, maar worden ook gebruikt tijdens gevechten tussen mannetjes en om een vrouwtje te lokken.

In het grootste deel van het areaal vindt de paring plaats in april, de mannetjes zoeken een vrouwtje en bijten haar in de nek terwijl het lichaam onder dat van het vrouwtje wordt gebogen om contact te maken.

Na ongeveer twee tot drie weken worden de eitjes afgezet in het zand, per legsel zijn dit er twee tot elf.

De eitjes komen na vijf tot zes weken rond juli uit waarna de juvenielen verschijnen, die te herkennen zijn aan de rode kleur flanken.

Vijanden van de Algerijnse zandloper zijn voornamelijk roofvogels en slangen.

 

De Algerijnse zandloper komt voor in delen van zuidelijk Europa en delen van noordelijk Afrika.