Hooibeestje ( Coenonympha pamphilus )
De bovenkant van de vleugels is oranje met een smalle bruine rand.
In de vleugelpunt van de voorvleugel bevindt zich op de bovenkant een kleine zwarte oogvlek, die ook aan de onderkant van de vleugel te zien is en daar witgekernd is.
Deze oogvlek is bij het vrouwtje op de bovenkant scherper afgezet dan bij het mannetje.
Op de onderkant van de achtervleugel bevinden zich geen of bijna geen oogvlekken.
Vliegperiode : Eind april-eind september in twee elkaar overlappende generaties.
De vlinders zoeken nectar in ruigten en bloemrijke graslanden op allerlei soorten planten.
De mannetjes bezetten een territorium en maken patrouillevluchten.
Jonge rupsen eten alleen bladeren, de oudere ook bloemen.
De rupsen eten niet alleen ´s nachts, zoals de meeste zandoogjes, maar ook overdag.
Het meest actief zijn ze in de vroege ochtend.
Het hooibeestje overwintert als halfvolgroeide rups.
Op warme winterdagen eten de rupsen door.
Er zijn snelle groeiers die van voedselrijke grassen leven en trage die op schralere planten leven.
De rupsen verpoppen zich hangend aan een stevige grasspriet laag boven de grond.
Waardplant : Diverse grassen, waaronder reukgras, zwenk- en beemdgrassen.
Habitat : Open, droge tot vrij vochtige en vrij voedselarme graslanden, heiden en pioniersvegetaties met een voorkeur voor mozaïekvormige vegetaties.