Elzenuil ( Acronicta alni )

 

 

De lichtgrijze, enigszins bruinachtig getinte voorvleugel heeft een karakteristieke tekening die bestaat uit een zwartachtige strook langs de binnenrand en een brede band die dwars daarop via de niervlek naar de voorrand loopt.

De zwartachtige strook bestaat uit een dichte donkere bestuiving en twee zwarte strepen: een dikke zwarte streep vanuit het wortelveld en een zeer langgerekte streep in de vorm van een speerpunt vanuit de binnenrandhoek.

Er is weinig variatie, maar bij sommige exemplaren is de voorvleugel vrijwel geheel zwartachtig gekleurd; soms komen vlinders voor met een donkere grijsbruine grondkleur.

De achtervleugel is opvallend wit.

Vliegt van begin mei-begin juli in één generatie; soms een partiële tweede generatie in juli-augustus.

De vlinders komen op licht en op smeer.

Waardplanten zijn allerlei loofbomen, waaronder els, berk, wilg, beuk, eik en iep.

Habitat bestaat uit Loofbossen, broekbossen en struwelen.