Aardbeivlinder - Pyrgus malvae

 

 

De bovenkant van de vleugels van dit kleine dikkopje is donkerbruin met veel scherp afgezette, witte vlekken.

Langs de achterrand van zowel de voor- als de achtervleugel bevindt zich een rij kleine, grijze vlekken.

Het meest opvallende kenmerk is een witte vierkante vlek met een driehoekige insnijding op de bovenkant van de achtervleugel.

De onderkant van de achtervleugel is lichtbruin; de grote witte vlekken staan in een rij maar vormen geen aaneengesloten band.

 

Vliegt van half april-half juni in één generatie.

De vlinders voeden zich met nectar van verschillende kruiden; soms zijn ze ook te vinden op bramen in de bosrand.

De mannetjes verdedigen een territorium vanaf een hoge plek, zoals een grashalm of een bloemknop.

De rups is te zien van eind mei tot half augustus .

De jonge rups spint een kokertje door een blad naar boven te vouwen.

Grotere rupsen spinnen meerdere bladeren samen tot een soort kokertje.

De rupsen eten meestal in de avond en in de vroege ochtend.

De verpopping vindt plaats in een losse cocon in de kruidlaag; de soort overwintert als pop.

De eieren worden afgezet op jonge planten in lage vegetatie aan de onderkant van een blad .

 

De aardbeivlinder is een honkvaste vlinder.

Slechts een enkele keer zijn zwervers buiten geschikt leefgebied en/of buiten de bekende populaties gezien.

Het is een zeldzame standvlinder die zeer lokaal voorkomt.

Op Europese schaal is de aardbeivlinder niet bedreigd en over het algemeen is het voorkomen stabiel, hoewel er uit dertien van de 36 landen waar hij voorkomt een achteruitgang wordt gemeld.

Hij staat op de Vlaamse, Waalse en Britse Rode Lijst.

In Duitsland staat de soort in de categorie bijna bedreigd.