Zuidelijke sikkelsprinkhaan ( Phaneroptera nana )

 

 

Het onderscheid tussen de ‘gewone’ sikkelsprinkhaan en de zuidelijke is niet eenvoudig.

Het beste kenmerk is de vorm van de cerci  van de mannetjes, maar dat is op foto’s niet altijd goed te zien.

Op bovenstaande foto zien we alvast een nimf.

Ze eindigen bij de zuidelijke sikkelsprinkhaan in een puntige tand, bij sikkelsprinkhaan zijn ze breed en afgeplat net voor het einde.

De legboor van de vrouwtjes is aan de onderrand regelmatig gekromd en de lamella (richel) op de middennaad van de legboor loopt recht in plaats van gebogen met een slinger aan de basis.

Een goed kenmerk in zijaanzicht is de vorm van de zijlobben van het halsschild: hoger dan breed bij de zuidelijke sikkelsprinkhaan, terwijl dat bij sikkelsprinkhaan breder dan hoog is.

Daarnaast zijn er subtielere verschillen.

Zo heeft het lichaam van de zuidelijke een meer gedrongen indruk en heeft het een blauwachtige tot dofgroene kleur, terwijl dat bij sikkelsprinkhaan doorgaans (maar niet altijd) grasgroen is.

Op het lichaam van zuidelijke sikkelsprinkhaan vallen de vele donkere stippen op, die groter zijn en sterker in het oog springen dan bij sikkelsprinkhaan.

De mannetjes hebben op de vleugelbasis vaak vier donkere vlekken en de achterdij is wat dikker in vergelijking met sikkelsprinkhaan. Ook zijn beide soorten aan de zang te onderscheiden.

Je hebt meestal wel een batdetector nodig, omdat het geluid te hoog is om goed hoorbaar te zijn met het blote oor.

 

De zuidelijke sikkelsprinkhaan komt van oudsher voor in de landen rond de Middellandse Zee tot in Oost-Europa.

In Noord-Frankrijk, Zuid-Duitsland en Luxemburg is de soort bezig aan een opmars.

Inmiddels zijn in de Franse Lorraine waarnemingen bekend van enkele tientallen kilometers tot over de Belgische grens.

In Duitsland is ze in de Rijnvallei al tot aan Bonn genaderd, op zeventig kilometer van het drielandenpunt.

 

Het zijn goede vliegers en prima in staat zich over grotere afstanden te verspreiden.

We kunnen dan ook aannemen dat de soort langs natuurlijke weg de Benelux kan bereiken.

Bovendien is bekend dat de zuidelijke sikkelsprinkhaan wordt aangetrokken door kunstlicht, zo wordt hij in het buitenland wel eens aangetroffen in dorpen.

Toch ligt het vooralsnog voor de hand te veronderstellen dat de eerste waarnemingen van de soort in Nederland en België betrekking hebben op geïntroduceerde dieren.

Voorlopig zijn alle waarnemingen in België gedaan in particuliere tuinen in dorpskernen en de waarnemingen in Nederland in een boomkwekerij.

De vrouwtjes zetten hun eitjes af in de bladeren van kruiden, struiken en bomen, en introductie van eieren met plantgoed lijkt dan ook de belangrijkste verspreidingswijze.

Dat ons klimaat inmiddels geschikt is voor de soort om zich voort te planten, lijkt met de waarnemingen in Mol en Maashees in zowel 2019 als 2020 bevestigd.

Het is goed mogelijk dat de zuidelijke sikkelsprinkhaan zich vanuit deze locaties de komende jaren verder zal verspreiden en meer natuurlijke biotopen gaat bevolken.

Een natuurlijke vestiging in Zuid-België of in Nederland via het Rijndal zal zeker niet lang op zich laten wachten.