Beekoeverlibel ( Orthetrum coerulescens )
Dit is de kleinste oeverlibel die 36-45 mm grootkan worden.
Het achterlijf is smaller dan bij de gewone oeverlibel en dezuidelijke oeverlibel.
Pterostigma’s okergeel tot lichtbruin.
Ogen blauwgrijs. Borststuk aan bovenzijde (meestal) bruin met twee duidelijk afgetekende lichte schouderstrepen.
Mannetje: uitgekleurde mannetjes krijgen een geheel blauw berijpt achterlijf, (vrijwel) zonder zwarte punt.
Het borststuk blijft meestal donkerbruin met lichte schouderstrepen, maar sommige mannetjes krijgen in meer of mindere mate blauwe berijping op het borststuk, waardoor de schouderstrepen vervagen.
Het gezicht is bruin. Jonge (niet uitgekleurde) mannetjes lijken op vrouwtjes.
Vrouwtje: achterlijf okerkleurig tot bruin, met een dunne zwarte lengtestreep over het midden.
Deze lengtestreep wordt gekruist door kleine dwarsstreepjes, die zich nabij de achterrand van de achterlijfssegmenten bevinden.
Soms zijn deze dwarsstreepjes echter gereduceerd tot stippenparen die niet met de middenstreep verbonden zijn.
Hun vliegtijd is van eind mei tot half september met een vliegpiek in juli en augustus.
Jonge beekoeverlibellen vliegen weg van het water en zijn soms in groten getale aan te treffen op heidevelden en andere beschutte plaatsen. Geslachtsrijpe mannetjes verdedigen een ‘territorium’ aan de waterkant, door vanaf een zitplaats in de vegetatie korte inspectievluchten te maken.
Andere mannetjes worden hierbij verjaagd.
Na de paring zet het vrouwtje los van het mannetje de eitjes af, door in vlucht de punt van het achterlijf in het water te dippen.
Het mannetje blijft daarbij vlak bij haar vliegen, om andere mannetjes op een afstandje te houden.