Witbaardzandbij ( Andrea barbilabris )

 

 

Algemene zandbij die voorkomt op open zandgronden.

Foerageert in het vroege voorjaar op wilg die tot 400 meter van de nestplaats verwijderd kan zijn.

Mannetjes patrouilleren boven de nestplaatsen 5-20 cm boven de grond .

Doordat er vaak grote aantallen mannetjes op een nestplaats vliegen, overlappen de vliegbanen flink. 

De vliegperiode is van eind maart tot eind juni.

 

Verse vrouwtjes worden meteen door mannetjes 'overvallen' en bevrucht.

Vaak wachten de verse vrouwtjes vlak onder het aardoppervlak op goede weersomstandigheden.

soms graven mannetjes zich naar deze vrouwtjes toe en copuleren ermee .

De vrouwtjes paren slechts een keer, waarna ze geen mannetjes meer toelaten.

Vaak overvallen deze de vrouwtjes wel, maar staan die geen paring toe, onder andere door de kop naar beneden tegen de buik aan te buigen en de poten langs het borststuk omhoog te steken.

Het mannetje op haar rug kan zo onmogelijk haar achterlijf bereiken.

 

Deze bij nestelt op plaatsen met kaal zand, zoals duinen, zandwegen, afgravingen en tussen bestrating.

De nesten worden zowel in vast als in rul zand gegraven, in kleine tot grote aggregaties.

De nestingangen liggen soms slechts 1 cm uiteen.

De nestgang is 5-26 cm diep en bevat 1-3 broedcellen, die rondom de gang gerangschikt zijn.

De broedcelwand is met een bruinachtig glanzend laagje bekleed.

In los zand is de nestingang onzichtbaar.

Een provianderend vrouwtje verdwijnt snel gravend in het zand.

Nadat ze een broedcel bevoorraad heeft, wordt een ei op de pollenvoorraad gelegd.

Zodra het ei uitkomt, begint de larve van de pollen te eten.

Na ongeveer drie weken is de larve volgroeid en gaat verpoppen.

Het popstadium duurt 19-24 dagen .