Honingbij ( Apis mellifera )

 

De honingbij heeft een duidelijke lichaamsbeharing, vooral het borststuk en de bovenzijde van de kop zijn voorzien van een dichte en lange beharing.

Ook op de rest van de kop en op het achterlijf zijn vele haartjes aanwezig.

De lichaamsbeharing dient om warmte vast te houden en speelt een rol in het kunnen overleven van strenge winters.

De honingbij is een insect dat polymorfie vertoont. Dit betekent dat er binnen de soort verschillende verschijningsvormen zijn, deze worden wel de kasten genoemd.

De meeste exemplaren zijn werksters die altijd vrouwelijk zijn, ook komen een deel van het jaar darren, mannetjes, voor en de belangrijkste bij in het nest is de moer of koningin.

De drie verschijningsvormen zien er iets anders uit, de darren zijn het eenvoudigst te herkennen aan veel grotere ogen.

De vrouwelijke werksters en de moer zijn lastiger uit elkaar te houden als ze door de korf kruipen.

De moer is namelijk niet veel groter dan de werkster, wel is het achterlijf duidelijk iets langer.

De honingbij heeft twee antennes die altijd bestaan uit een korte basis en een lang uiteinde.

Naast de facetogen aan weerszijde van de kop beschikt de bij over drie zogenaamde ocelli; dit zijn enkelvoudige oogjes die gepositioneerd zijn in het midden van de bovenzijde van de kop.

De ocelli zijn veel kleiner dan de facetogen en zijn door de vrij lange beharing niet altijd eenvoudig waar te nemen.

De facetogen vervullen de belangrijkste visuele functie terwijl de ocelli slechts grove lichtverschuivingen kunnen waarnemen.

De volwassen honingbij leeft voornamelijk van nectar en stuifmeel die door planten wordt geproduceerd.

De werkster kan alleen voedsel vinden bij daglicht en de bij is buiten het nest te vinden van de vroege morgen tot laat in de avond op zoek naar voedsel.

De bijen zijn alleen actief als de buitentemperatuur boven de tien graden Celsius is en er zich bloeiende, nectardragende planten in de omgeving bevinden.