Bruine kikker ( Rana temporaria )

 

De bruine kikker is een middelgrote, vrij robuuste kikker met een stompe snuit.

Op de overgang van de rug naar de flank liggen de ruglijsten, die ter hoogte van de aanzet van de voorpoten dicht bij elkaar komen.

De hoekige, donkere vlek achter het oog wordt ook wel masker genoemd.

Hij heeft een kleine zachte graafknobbel op zijn achterpoot.

De bruine kikker is variabel van kleur (bruin, groenbruin, roodbruin, geelbruin, grijsbruin, etc.) met een patroon van donkere vlekken en een lichte gemarmerde buik.

 

Mannetjes hebben geen uitwendige kwaakblazen, ze kwaken (brommen) vanuit de keel.

In de voortplantingstijd krijgen ze soms een blauwachtige zweem over het voorste deel van het lichaam en de keelhuid is  grijsblauw.

De soort kan tot 11 cm groot worden.

De paarroep is een zacht, niet verder dan 10 tot 20 meter dragend brommend geluid.

 

Vanaf de eerste zachte voorjaarsnacht (meestal al eind februari), ontwaken de bruine kikkers uit hun winterslaap.

Vanaf schemerduister trekken en ze massaal van hun overwinteringsplek naar een poel of vijver om zich voort te planten.

Op druilerige, zachte voorjaarsnachten kan je de bruine kikkers dan, soms met tientallen, op de weg zien zitten.

In maart kunnen roepende mannetjes waargenomen worden.

Ook de eiklompen zijn dan te vinden.

 

Deze zijn makkelijk te herkennen omdat de eiklompen op ondiepe, snel opwarmende, plekken worden afgezet die na een tijdje aan de oppervlakte drijven. Dit gebeurt vaak met enkele tien- tot honderdtallen klompen tegelijk op slechts enkele vierkante meters.

Een vrouwtje legt een enkele eiklomp per jaar en het legsel bestaat uit gemiddeld 1.000 - 2.500 eieren.

April en mei zijn de beste maanden om de larven te zoeken.

Vanaf juni kunnen de pas gemetamorfoseerde kikkertjes, soms massaal, aan de oevers worden gevonden.

 

De bruine kikker zit vooral aan land, vaak ver weg van water. 

Bruine kikkers stellen weinig eisen aan hun leefomgeving.

Je vindt ze vrijwel overal op plaatsen met dichte begroeiing (bossen, parken en tuinen, akkers en weilanden, ruigtes).

Kleinschalige landschappen met een vochtige bodem geniet de voorkeur.

Op zonnige winterdagen kunnen overwinterende dieren tijdelijk actief worden en bovengronds komen.

Ze vormen dan een gemakkelijke prooi voor jagende blauwe reigers of bunzings.

Prooiresten in de vorm van sterrenschot of heksensnot, zijn vaak van bruine kikker afkomstig.

Na overwintering trekken de op land overwinterende dieren naar het water, veelal gelijk met de gewone pad.

De bruine kikker eet ongewervelden als insecten (kevers, sprinkhanen, spinnen, mieren), wormen, duizendpoten en (naakt)slakken.

Af en toe eet hij ook kleine gewervelde dieren zoals muizen en kleinere kikkers.

Volwassen kikkers hoeven maar twee tot drie keer per week te eten.

Jongen dieren moeten om te groeien veel vaker eten.

De larven voeden zich na het uitkomen met restanten van het eigen kikkerdril, en daarna met allerlei kleine organismen, zoals algen en ander plantaardig materiaal. Geleidelijk eten ze meer dierlijk voedsel eten zoals watervlooien, slakjes, wormpjes, waterinsecten en aas, maar ook eieren en larven van amfibieën, waaronder die van de eigen soort.

Heksensnot of sterrenschot is een witachtige halfdoorzichtige substantie die in de natuur soms aan een waterkant aan te treffen is.

De gelatine-achtige brij, in hoeveelheid vaak ongeveer ter grootte van een kippenei, bestaat uit resten van een zwangere wijfjeskikker of pad die door een predator is opgevreten.

 In de maag van het roofdier zwelt het niet verteerbare hydrofiele ei-omhulsel op, waarna de substantie wordt uitgebraakt.

Ook als de brij niet wordt opgegeten, maar achterblijft, zal het opzwellen zodra het in aanraking komt met vocht uit de omgeving.

De witte substantie wordt pas op het laatste moment uit speciale klieren aan de eitjes toegevoegd, daarom is het in het vroege voorjaar nog zonder de zwarte eitjes te vinden.

Het sterrenschot op de foto werd gevonden op een warme januari dag en vermoedelijk werd hier een bruine kikker terug actief door de warmte van die mooie dag en werd de uitstap het diertje fataal .

Dieren die op kikkerachtigen jagen en daarbij soms sterrenschot achterlaten zijn: reigers en ooievaars, marterachtigen zoals de bunzing en verder ook vos, buizerd, zwarte kraai, meeuwen en anderen.