Gehoornde metselbij ( Osmia cornuta )

 

De kop en het borststuk van deze soort zijn donker/zwart behaard.

De achterlijfsegmenten zijn rood/rossig behaard op alle achterlijfssegmenten.

Net als bij de mens wordt hun beharing lichter van kleur naarmate ze ouder worden.

Naar het einde van de lente toe zijn ze dus minder gemakkelijk te herkennen.

De vrouwtjes hebben typische hoorntjes op de voorkant van de kop en  hebben een donkere/zwarte beharing op de voorkant van de kop, ze zijn groter dan de mannetjes en hebben rosse haren op de buikzijde van het achterlijf.

De mannetjes hebben opvallend witte haren op de voorkant van de kop, ze zijn kleiner dan de vrouwtjes en hebben geen buikschuier en geen hoorntjes.

De mannetjes hebben wel opvallend lange antennen, die een stuk langer zijn dan bij de vrouwtjes.

De bij is verspreid over geheel Vlaanderen, vermoedelijk vooral in het stedelijk gebied.

De vrouwtjes maken nesten in allerlei holle ruimtes met een diameter van 6 tot 10 mm (vb. holle stengels) waarbij elke nestcel wordt afgesloten met een wandje dat bestaat uit leem of zand.

Ze nestelt ook in ook bamboestokken, oude muren of rietstengels.

Zes tot acht dagen voordat de vrouwtjes uitkomen, vliegen de mannetjes de hele dag voor de nestcellen in afwachting van de komst van de vrouwtjes.

Zodra die uitkomen, worden ze door de mannetjes vastgegrepen en begint de paring.

Het vrouwtje moet wel nog eerst haar afvalstoffen lozen die geproduceerd zijn tijdens haar metamorfose.

Pas als dat gebeurd is kunnen de gehoornde metselbijen paren.

Dit gebeurt op de grond of op een tak.

Na de paring gaat het vrouwtje op zoek naar een geschikte holle ruimte boven de grond waarin zij haar nestcellen aanmaakt.

Wanneer ze die gevonden heeft, maakt ze eerst een wandje van klei.

Daarna begint ze stuifmeel en nectar verzamelen.

Heeft ze voldoende verzameld, dan legt zij een eitje op de voedselvoorraad.

Daarna sluit zij de cel af met klei en begint meteen aan de volgende cel.