Bloedrode roofmier ( Formica sanguinea )

 

 

De bloedrode roofmier komt voor op heidegronden en langs wegranden.

Ze bouwen hun nesten bij voorkeur in boomstronken.

De kop en het bovenlijf zijn rood tot roodbruin van kleur.

Het achterlijf is zwart met een dichte beharing.

 

Mieren kennen een strikte taakverdeling: de koningin(nen) en de mannetjes zorgen voor de voortplanting.

De werksters zorgen voor het verzamelen van voedsel, het verzorgen van het broed, het onderhoud van het nest en, in voorkomende gevallen, de verdediging van het nest.

 

De bloedrode roofmier gebruikt werksters van andere mieren (van het subgenus Serviformica) om hun broed te verzorgen.

Hiervoor roven ze werksterpoppen uit andere nesten en laten deze voor zich werken zodra ze uitkomen.

Voor de voortplanting vindt een zogenaamde ‘bruidsvlucht’ plaats.

De bevruchte koninginnen starten een nieuw nest of ze laten zich ‘adopteren’ door een nest van hun slaafsoort, hiervoor wordt de huidige koningin van het nest gedood, waarna de nieuwe koningin het nest voor zich laat werken.

 

Deze mieren leven van koolhydraten en eiwitten.

Ze kunnen dit halen uit andere, schadelijke insecten die worden gedood en genuttigd door de mieren.

Ook eten ze de zoetige afscheiding die bladluizen produceren.

De mieren bouwen soms hun nesten onder een woning of in een spouwmuur.

In het late najaar, winter en vroege voorjaar kunnen deze mieren dan voor veel overlast in de woning zorgen.