Sleedoorn ( Prunus spinosa )

 

 

De eerste aan het eind van de winter wit bloeiende struik in onze natuur is de Sleedoorn, Prunus spinosa.

Je ziet de struik die tijdens de bloei met een opvallend witte bloemenpracht in struwelen, heggen, hagen en de rand van bossen staat. De oudere zijtakken lopen uit in een stekende doorn.

Na de bloei komen de bladeren aan de struik en vanaf de zomer tot na de winter zie je de blauwe besjes aan de struiken zitten.

Deze zijn pas eetbaar nadat de vorst goed over de pruimen is heen gegaan.

 

Een individuele struik bloeit vrij kort.

De bloei begint eind maart, soms zelfs iets eerder, tot uiterlijk eind april.

Sleedoorn kan voor een prachtig wit aanzien zorgen van onze struwelen en bosranden en luidt de bloesemtijd in.

De jonge takken zijn behaard, dof en zwartachtig.

De bladstelen zijn 4-10 mm lang en de ovale bladschijf is 2-4 cm lang.

De bladrand is fijn gezaagd.

Je vindt Sleedoorn in heggen, struwelen, bosranden en op lichte plekken in loofbossen, zoals kapvlakten.

Bij voorkeur in de volle zon.

De bodem moet vochtig en voedselrijk zijn en bij voorkeur kalkhoudend zijn.

Het is een van de eerste soorten die bezocht wordt door talrijke insecten.

 

Het is een echte pionier die zich vanuit de struweelrand door zijn uitlopers gemakkelijk in aangrenzend grasland kan uitbreiden, als de beweidingsdruk vermindert.

Hij is ook goed aangepast aan sterke erosie op (krijt- en dijk-) hellingen en een indicatorsoort voor leem in de bodem.